Externe Radiotherapie bij prostaatkanker
Hoe gaat radiotherapie voor prostaatkanker in zijn werk? Om een tumor te bestralen heeft men een zekere dosis straling nodig: Voor prostaatkanker neemt men bij externe bestraling meestal een totale dosis van 65 à 70 Gray (Gray is de eenheid van radioactieve straling). Men kan deze dosis niet in één keer op het lichaam laten inwerken omdat dan de huid ‘verbrandt’. Men splitst de totale dosis daarom op in fracties van 2 gray. Dit wordt beter verdragen en daarom moet men 30 tot 35 keer komen naar de bestralingsafdeling. In sommige diensten straalt men om de twee dagen, in andere elke werk dag. Men moet ook rekening houden met dagen dat het apparaat in onderhoud is of er een herstelling moet gebeuren. Zo is men toch al snel anderhalve maand tot drie maanden onder behandeling. Dit heeft een zekere impact op sociale en professionele tijdsbesteding.
Niet elk ziekenhuis heeft een bestralingsafdeling. Dit komt omdat het Ministerie erg zuinig omspringt met licenties om een dergelijke afdeling op te richten. De installaties zijn immers erg duur. De meeste afdelingen zijn gelegen in de kelder. Dit is zo om veiligheidsredenen. Ook de muren zijn speciaal opgebouwd met lood erin. Lood stopt de stralen immers en beschermt zo de omgeving. Dit houdt in dat de patiënt zich moet verplaatsen naar de ‘stralenbron’. Soms is dit een hele onderneming. Niet elke patiënt heeft een auto, noch is hij gewoon zich tijdens de kantooruren in het drukke verkeer van een centrumstad te begeven. Daarom wordt meestal terugbetaald vervoer per taxi geregeld naar de bestralingsafdeling en zijn er speciale parkeerplaatsen op het ziekenhuisterrein vlak bij de bestralingsafdeling met een speciale ingang.
De eerste keer zal er meestal een zogenaamde ‘veldaflijning’ gebeuren waarbij met een scanner de exacte positie van de prostaat wordt bepaald. Deze positie wordt in het computergeheugen opgeslagen. In sommige centra werkt men met goudmarkers die de samenwerkende uroloog in de prostaat aanbrengt. Zo kan men bij volgend bezoek direct op de juiste positie stralen.
De meeste urologen raden aan dat de patiënt plaats neemt op het toestel met een volle blaas. Als de blaas leeg is, ligt de blaasachterwand immers tegen de prostaat en wordt dit deel van de blaas ook wat bestraald. Dit is niet nodig en dus te mijden. De urine die men plast na bestraling is niet radioactief.
Na de laatste sessie zal de radiotherapeut meestal nog een afsluitende consultatie hebben met de patiënt alvorens hij de patiënt terug naar de uroloog verwijst voor verdere opvolging.